|
||||||||
|
Voor wie de muziek uit de vele hoeken van deze aardkloot een beetje volgt, is de naam van deze Braziliaanse bende allicht gemeengoed: al een dik decennium lang brengt deze groet een boeiende versie van al het muzikale fraais dat in Brazilië gemaakt wordt en vooral live bouwden ze een reputatie op, die, zonder overdrijving “ijzersterk” genoemd mag worden, zoals we trouwens ook hier ten lande al bij herhaling konden vaststellen. Belangrijkste elementen in die opzwepende muziek, zijn de razende blazers en de onvatbare percussie-elementen en die doen ook nu weer gigantisch mooie dingen. Het moet gezegd dat de band er niet helemaal meer uitziet als bij hun vorige platen: zoals u wellicht nog weet, sloeg de Covid-pandemie ongemeen hard toe in Brazilië, waar, veel harder nog dan bij ons, het hele live-gebeuren voor heel lang op slot ging. Dat - en het feit dat ze al ruim tien jaar samen waren- bracht onder meer met zich mee, dat enkele leden het voor bekeken hielden en andere horizonten gingen opzoeken. In hun plaats kwamen nieuwe mensen, elk met hun eigen muzikale verhaal, met als gevolg dat je deze plaat best kunt beschouwen als een herstart. Dit is niet zomaar “de nieuwe plaat”, nee, dit is de eerste plaat van een helemaal herschikte band en daar spelen de toeten veel meer dan vroeger een belangrijke rol. Er wordt nochtans erg rustig begonnen, met “Malungu”, waarin percussioniste Simone Sou een heel fijne gastrol opneemt. Met “Na Quarta Feira” worden de gitaren voor het eerst helemaal losgelaten en komen de dreigende toetsen plus wat “tonen-uit-de-ruimte” o de hoek kijken en krijg je voor het eerst een indruk van de nieuwe Bixiga 70.Met “Parajú” wordt even wat gas terug genomen en krijg je eerst wat ik pure Afrobeat zou noemen, later, met de toevoeging van alweer die toetsen, schuift dat op naar stomende en energieke dansmuziek, waarvan ik vermoed dat die de komende tijd het live handelsmerk van de band zal gaan worden. Daarna is het stilaan tijd om naar een heuse climax toe te werken en die komt er met het indrukwekkende “Marginal Elevado Radial”, waar de funk vanaf spat en waar je letterlijk een perfect samenspel hoort tussen alle instrumentengroepen. Dikke vier minuten ongeremde fun is dat. “Baile Flutuante” bewijst dan weer het vlekkeloze gevoel voor melodie dat de nieuwe band in huis blijkt te hebben. “Mar Virado” lijkt een beetje op een spielerei in de studio, maar met afsluiter “Loa Lua”, getiteld naar de naam van het dochtertje van bassist Marcelo Dworecki wordt de cirkel, die de zeven songs van deze plaat blijken te vormen, heerlijk en vrij rustig afgesloten, in perfecte harmonie en met meerdere lagen in de blazerspartijen, zodat je als luisteraar zachtjes aan met de voeten weer op de grond kan raken, wanneer je terugkeert van een reis die je haast in trance brengt en meermaals de adem doet inhouden. Bixiga 70 mag er dan wel enkele jaren tussenuit geweest zijn, qua terugkeer door de grote poort kan deze plaat alvast tellen. Het wordt nu al uitkijken naar het komende zomerfestivalseizoen ! (Dani Heyvaert)
|